Eind 1988 realiseerde Maria Van Elk het Monumentale kunstwerk Balanspunten in de Verrijn Stuartschool (voor economisch en administratief onderwijs) te Groningen.
Van Elk heeft in deze emaille wandsculptuur een aantal thema’s die haar de laatste jaren sterk bezig hielden verder uitgewerkt, maar nu onder totaal nieuwe omstandigheden; op een grotere schaal dan voorheen, met - voor haar - onbekende materialen en gebonden aan de gegevenheden van de ruimtelijke context.
Het kunstwerk strekt zich uit twee wanden van elk zes bij drie meter, die gescheiden worden door een groot raam. Ogenschijnlijk kris kras over de muur verspreid hangen kleurige vormen; vierkanten, rechthoeken, cirkels en delen van cirkels. Sommige vormen hangen los, geïsoleerd, maar de meeste vormen zijn gebundeld en hangen in groepjes achter elkaar op een gemeenschappelijk balanspunt. Omdat de delen rond zo’n punt alle verschillend van vorm en kleur zijn, ontstaan er bijzondere composities met verrassende kleurcombinaties. Met de titel Balanspunten is tegelijk de bepalende factor van het werk gegeven, nl. het in balans hangen van meerdere vlakken op een en hetzelfde punt. Daarnaast verwijst de titel ook naar het economische gegeven dat uitgaven en inkomsten altijd in balans moeten zijn.
Balanspunten staat in nauw verband met, en kan gezien worden als een logische voortzetting van, twee houtdrukken uit 1986: Kopshout en Langshout. Deze houtdrukken bestaan eveneens uit meerdere delen die op een gemeenschappelijk punt hangen, net zoals de timmerman zijn gereedschap, linealen en elastiekjes op een spijker aan de muur hangt. Gebaseerd op het idee van kops en langs gezaagd hout tonen deze werken elk een andere tekening van het hout. Kopshout laat in fragmenten van cirkels, de jaarringen van de boom zien; terwijl Langshout in rechthoekige vormen de afdruk van nerven laat zien als onregelmatige krassen op een vel papier.
Het werken in opdracht, zoals ook bij deze school het geval was, brengt dikwijls vele beperkingen met zich mee. De kunstenaar kan niet zo onbevangen te werk gaan als in het eigen, vrije werk.
Dit gegeven heeft Van Elk echter omgedraaid. Al de randvoorwaarden, die in een opdrachtsituatie naar voren komen, zijn voor haar geen beperkingen, maar uitgangspunten die zij heel bewust laat meespelen en het uiteindelijke werk (kunnen) bepalen. Zo bleek de architect van de school niet een volledig vlakke wand te hebben ontworpen, maar één met naar voren springende delen. Op een speciale manier heeft Van Elk van dit gegeven gebruik gemaakt. Sommige vormen zouden namelijk, omdat ze los aan één punt bevestigd zijn, met het zwaarste deel naar beneden hangen, volgens de wetten van de zwaartekracht. Maar nu worden deze delen tegen gehouden door de naar voren springende wand, die zo de compositie mede bepaald.
Maar haast nog specifieker van invloed was het feit dat deze opdracht uitgevoerd zou worden in een voor van Elk nieuw materiaal, emaille, en op een monumentale schaal, zodat het onmogelijk was de uitvoering van het werk in eigen hand te houden. Wel bleef zij gedurende he hele productieproces zeer nauw betrokken bij de uitvoering. Aan degenen die in de fabriek de emaille vormen gingen vervaardigen, legde zij zeer gedetailleerde kartonnen modellen voor. Vorm en kleur stonden voor Van Elk al vast, evenals de oppervlaktestructuur - mat of glanzend - en de manier waarop bijvoorbeeld de randen zouden moeten worden behandeld.
Dit bleek nog wel enkele problemen op te leveren, omdat Van Elk een bijzonder onorthodoxe materiaalbehandeling voor ogen stond, die sterk afweek van de manier waarop men gewoonlijk werkt in de fabriek. Van Elk wilde bijvoorbeeld dat de randen van de stalen platen vrij nonchalant, haast slordig, zouden worden geknipt en gesneden, zodat nog duidelijk zichtbaar zou blijven dat ze met de hand waren vervaardigd. De uitvoerders in de fabriek daarentegen waren juist gewend met de grootst mogelijke precisie te werk te gaan om een perfect industrieel product af te leveren, waaruit alle sporen van menselijk handelen zijn weggewerkt.
Tijdens het volgende stadium van het productieproces, namelijk het emailleren, deed zich iets soortgelijks voor. Van Elk gaf opdracht de randen van de uitgeknipte vormen op een aantal plaatsen niet te emailleren, zodat het staal door de hitte in de oven om zou krullen; iets dat men in de fabriek tijdens het bakken juist zoveel mogelijk tracht te vermijden...
Voor Van Elk is het altijd een uitdaging geweest te experimenteren met de eigenschappen van materialen, om na te gaan hoe bepaalde materialen zich onder bepaalde omstandigheden gedragen. Zo waren op de overzichtstentoonstelling tekenen 1973- 1980 (Stedelijk Museum, Amsterdam) tekeningen te zien waarin de hardheidsgraad van het potlood, het mengen van potlood, houtskool en wit krijt of het kreuken en vouwen van het papier een belangrijke rol spelen. Het uiteindelijke resultaat was in die tekeningen dikwijls onvoorspelbaar, want er werd slechts tot op zekere hoogte controle uitgeoefend op het tekenproces. Niet het 'ego' van de kunstenaar stond centraal, maar het 'ego' van het materiaal, het papier, het potlood, het krijt.
Tijdens het werken aan Balanspunten heeft Van Elk de specifieke mogelijkheden, die het emaille biedt, uitgebuit. Ook in het werken met dit materiaal schuilt iets oncontroleerbaars; het is van te voren nooit voor 100% vast te stellen hoe het baksel uit de oven komt...
Was het werk tot 1980 voornamelijk uitgevoerd in de niet-kleuren wit, zwart en alle grijstinten die daar tussen liggen, na 1980 ging Van Elk zich meer bezig houden met het mengen van kleuren en niet-kleuren. In de serie Doorkruisingen liet zij, in oliepastel getekende, banen kruisen en maakte zo duidelijk hoe de ene kleur de andere visueel domineert.
Deze aandacht voor de werking van kleuren, die in zekere zin verwant is aan de muurtekeningen van Sol Lewitt, komt eveneens tot uitdrukking in Balanspunten. Alle onderdelen van dit werk kregen eerst een witte of zwarte ondergrond. Daarover werden de kleuren aangebracht, maar op een zodanige wijze dat de ondergrond soms door de bovenlaag heen schemert. Met opzet liet Van Elk de vlakken niet egaal schuiten en sommige vlakken schilderde Van Elk zelfs met de hand. De tactiele, haast sensuele kwaliteit van het oppervlak is voor Van Elk veel belangrijker dan het streven naar industriële perfectie.
De abstracte elementen waaruit Balanspunten is opgebouwd zijn alle terug te voeren op de basisvormen die Van Elks werk vanaf halverwege de jaren zeventig beheersen; de cirkel en de rechthoek. Deze geometrische vormen waren echter nooit een dwingend keurslijf, maar vertrekpunten voor nieuwe – toevallige - persoonlijke composities. Zo konden de contouren van een cirkel uiteen vallen in onderbroken lijnen, wanneer de cirkel op gevouwen papier was getekend en daarna weer werd ontvouwen. Deze vormen werden door Van Elk altijd opgevat als de concrete neerslag van een handeling, zonder te verwijzen naar iets dat zich buiten het beeld afspeelt. Dit werk was, zoals zij het zelf omschreef, ‘Schaal 1:1’. Het is wat je ziet; niets meer en niets minder.
In Balanspunten zien we eveneens dat Van Elk is uitgegaan van de rechthoek en de cirkel. Maar nu heeft zij, meer dan voorheen, ruimte gelaten voor de associaties die deze vormen oproepen.
In de context van de school, waar technisch en administratief onderwijs wordt gegeven, herkennen we in een rechthoekig vlak met kleine ronde gaten een ponskaart, in twee aaneengesloten cirkels het cijfer 8 en elders de letter D. Sommige vormen doen weer denken aan radertjes of mecano-onderdelen. Maar al herinneren de vormen ons soms sterk aan voorwerpen uit het dagelijks leven, Van Elk maakt nooit een afbeelding van een bestaand object. Haar werkwijze is veel meer te vergelijken met die van Claes Oldenburg, die alledaagse voorwerpen uit de werkelijkheid neemt, tot monumentale proporties opblaast en in onverwachte materialen uitvoert. Deze manipulatie van het formaat en de aandacht voor de materialiteit zijn eveneens typerend voor Van Elks Balanspunten. Ook in dit werk 'klopt' het materiaal niet - een kaartje dat met een touwtje aan een spijker hangt zou van papier moeten zijn en niet van geëmailleerd staal... Van Elk zet hiermee de kijker op het verkeerde been en brengt een zekere ironie in een ogenschijnlijk strenge abstracte compositie. Dit is overigens een duidelijke tendens in Van Elks werk van de laatste jaren. De strengheid, ingehoudenheid en rigorositeit is verminderd ten gunste van een zekere speelsheid, ironie en zelfs frivoliteit.
Van Elk veroorlooft zich een veel grotere vrijheid, die leidt tot een grotere diversiteit aan kleuren, vormen, verwijzingen en associaties. Balanspunten is een markant punt in deze ontwikkeling.
Leontine Coelewij, 1989 |